Rijden in de bergen vindt niet iedereen even prettig, maar als je op wintersport gaat ontkom je er vaak niet aan. De één verheugt zich op de kronkelige route, terwijl de ander het laatste stuk van de reis spannend vindt. Rijden op bergwegen vereist ervaring en techniek. Niet dat het heel moeilijk is, maar het is wel anders dan rijden op de vlakke wegen hier in Nederland. Vergeet bijvoorbeeld het zuinige rijden in een hoge versnelling, maar laat je auto lekker toeren maken tijdens de klim. In dit blog geven we je tips om veilig en gecontroleerd te rijden in de bergen.
Tips voor rijden in de bergen
Niet alle skigebieden liggen vlak bij de snelweg. Als je met de auto op wintersport gaat, is de kans groot dat je het laatste stuk door de bergen rijdt. De ene bergweg is kronkeliger dan de ander en soms stijg je tot grote hoogtes om het skidorp te bereiken. Vind jij rijden in de bergen spannend of ga je voor het eerst met de auto op skivakantie en weet je niet wat je kunt verwachten? Hieronder hebben we een aantal handige tips voor je verzameld.
1. Oefen thuis de hellingproef
De kans is groot dat je tijdens een klim moet stoppen en weer optrekken. Oefen daarom voor je naar de bergen vertrekt de hellingproef. Zoek een rustige helling en zet de auto stil in de eerste versnelling. Laat de koppeling rustig opkomen, geef rustig wat gas bij en zorg ervoor dat de koppeling zo min mogelijk 'slipt'. Eventueel kun je ook de handrem gebruiken. Oefening baart kunst!
2. Stijgend verkeer heeft voorrang
Sommige bergwegen zijn zo smal dat je een tegenligger de ruimte moet geven om te kunnen passeren. De algemene regel hier is dat stijgend verkeer voorrang heeft. Dit omdat stijgend verkeer lastiger weer in beweging komt (punt 1) dan dalend verkeer. In de praktijk komt het soms voor dat het voor stijgend verkeer makkelijker is om uit te wijken. Doe dit dan ook.
3. Klimmen in een lage versnelling
Als je een berg oprijdt, is het belangrijk dat je nooit in een te hoge versnelling klimt. Voel je dat je auto niet meer versnelt als je het gaspedaal indrukt, schakel dan op tijd terug. Je mag de motor best horen ronken, dat is juist goed. Probeer voor te stellen hoe het is om in een te hoge versnelling op de fiets een berg op te klimmen. Je zal dan snel oververhit raken, ditzelfde gebeurt met je automotor als je in een te hoge versnelling rijdt. In de bergen rijd je vooral in de 2e en 3e versnelling.
4. Dalen in dezelfde versnelling als de klim
Het is belangrijk om nooit te snel af te dalen. Vuistregel is dat je in dezelfde versnelling afdaalt als dat je klimt. Hierdoor ga je niet te snel en maak je gebruik van je motor om af te remmen.
5. Remmen op de motor
Zorg ervoor dat je auto tijdens het afdalen remt op de motor. Als je je voet van het gas haalt, hoort de auto af te remmen. Is dit niet het geval, schakel dan terug. Natuurlijk kun je de rem soms wel intrappen om wat harder af te remmen, maar doe dit niet te vaak. Bij teveel remmen met het rempedaal kunnen de remmen oververhit raken.
6. Schakel op tijd terug voor de (haarspeld)bocht en kijk naar boven/beneden
De meeste haarspeldbochten kun je in de tweede versnelling nemen. Rem op tijd en schakel ruim voor de bocht terug, zodat je ontkoppeld en met de juiste snelheid de bocht nadert. Kijk bij het dalen altijd wat verder naar beneden in de bocht en bij het stijgen omhoog. Op deze manier kun je op tijd anticiperen op het andere verkeer. Tevens voorkom je dat je 'klem' komt te staan met een vrachtwagen of bus in een haarspeldbocht.
7. Houd rekening met een langere remweg
Als je voor het eerst in de bergen rijdt, rem dan een paar keer als je afdaalt (wel veilig!). Op die manier voel je al snel hoeveel meer remweg je nodig hebt. Het is aan te raden om ook vaker iets harder te remmen in plaats van steeds een beetje je rempedaal in te drukken. Denk wel aan tip 5!
8. Kies voor de bergversnelling als je in een automaat rijdt
Een automaat kiest op vlakke wegen de juiste versnelling, maar zodra je stijgt of daalt gaat dit meestal mis. Je rijdt dan in een te hoge versnelling. Maak dus gebruik van de bergversnellingen of de flippers op je stuur. Zorg er, net als bij een auto met een versnellingsbak, voor dat je altijd in een lage versnelling klimt en daalt.
Let op met parkeren...
Wil je stilstaan op een helling of parkeren? Zorg er dan voor dat je wielen de juiste kant op staan. Draai je voorwielen (heuvelafwaarts) of je achterwielen (heuvelopwaarts) richting de bergwand of vangrails. Staat je auto met de neus bergopwaarts, zet 'm dan op de handrem en in de eerste versnelling. Parkeer je met de neus naar het dal, zet 'm dan in z'n achteruitversnelling en op de handrem. Pas op met de handrem bij temperaturen onder de nul, deze kan dan bevriezen.